Menu  |  Nieuws  |  Ligging  |  Over deze site  |  Contact  |  Logo  


15 mei 1940

 

Woensdag 15 mei 1940. De gevechten boven het Leuvense raasden verder. Het Duitse leger bleef onophoudelijk de stad en haar toegangswegen bestoken.1

 

De Britten deden wat ze konden om Leuven te verdedigen. Ze slaagden erin vanop de grond en tijdens luchtgevechten enkele Duitse vliegtuigen neer te halen. Maar het zou uiteindelijk een verloren strijd worden… De volgende uren en dagen zou blijken dat de Britten geen partij waren voor de Duitse overmacht.2

 

Schuilen in de kelders van de abdij

Met welke gedachten en angstgevoelens kwam men intussen in Vlierbeek deze dag door? In de kelders van de Abdij van Vlierbeek zaten de abdijbewoners samen met ontelbare vluchtelingen op elkaar gepakt. Boven het gehuil van de kinderen uit, vulden ze de bange uren met hun gebed en hoopten ze luidop dat ze gespaard mochten blijven.

 

Uit de getuigenissen van Godelieve en Paul Cockx weten we dat de angst enorm was. Het gezin zat nog steeds verscholen in de kelderruimte onder de grote salon van het Nieuw Abtskwartier. Daar zaten ze niet alleen. Ook hun buren - nonkel Jef en tante Maria met nichtje Frieda en neefje Guido en het gezin van slager Karel - verschansten er zich. Uiteraard was ook Louis van Bauwel met zijn vrouw Maria van Bavel en hun kinderen afgedaald in hun kelder. Onderpastoor De Vadder was er intussen eveneens bij gekomen, net zoals de nonnekes van de meisjesschool in Blauwput (Zusters van het Heilig Graf). Met z'n allen hoopten ze er de nodige veiligheid te vinden voor de terreur die buiten verder raasde.3

 

Godelieve herinnert zich nog goed hoe ze met z’n allen hele dagen in de kelderruimte moesten blijven. Er uit komen was veel te gevaarlijk en onderpastoor De Vadder zag er dan ook ten strengste op toe dat dit niet gebeurde. De kelderruimte onder de grote salon was bovendien afgesloten van de andere kelderruimten, die zich tevens onder het Nieuw Abtskwartier bevonden. Ook die zaten vol met vluchtelingen. Veel luxe was er uiteraard niet. Godelieve getuigt dat ze er slechts een eenvoudig slaapplekje met wat stro hadden, allen netjes op een rij. De nonnekes van Blauwput sliepen langs de kant van de binnenhof (de zogenaamde "Engelsche Hof") en Paul herinnert zich dat onderpastoor De Vadder vlak tegenover hem een slaapplaats toebedeeld had gekregen. De verlichting was er schaars. Ze hadden enkele kleine lampjes, maar deze dienden ze onmiddellijk te doven van zodra ze buiten voetstappen hoorden. Ze waren immers als de dood dat de Duitsers hen zouden vinden. Daarom hadden ze ook de luchtgaten in de keldermuren afgedekt. Er mocht immers geen enkel straaltje licht naar buiten schijnen.4

 

Het legendarische gebed van pastoor Eeckelaers

Terwijl buiten de gevechten boven het Leuvense verder raasden, was ook pastoor Eeckelaers intussen afgedaald in de kelder van hoogleraar van Bauwel onder het Nieuw Abtskwartier.  De angst in de kelder was intussen zo toegenomen, dat ook hij dacht dat het wel eens hun laatste nacht kon worden.5

 

Godelieve Cockx herinnert zich hoe pastoor Eeckelaers in zijn wit gewaad tussen de kolen en de houtblokken ging zitten en hen allen één voor één bij zich riep. Hij nam hen de biecht af en gaf hen vervolgens de zegen… misschien wel de laatste.6

 

Vervolgens toonde pastoor Karel Eeckelaers zich een ware herder van zijn schapen. Rond 23u ‘s avonds knielde hij neer en bad luidop “Onze-Lieve-Vrouwke, indien iemand ten offer moet vallen, neem dan mijn leven, doch spaar de parochie”, in de verwachting dat daardoor zijn parochie Vlierbeek van verder onheil zou gespaard blijven.7

 

Foto: Pastoor Karel Eeckelaers, voor de Vlierbekenaren de heilige pastoor van Vlierbeek. © Heemkundige Kring Vlierbeek vzw.

De bom die niet ontplofte

Dankzij de getuigenissen van onder meer Godelieve en Paul Cockx kunnen we ons levendig inbeelden met welke enorme angstgevoelens de abdijbewoners en de vele vluchtelingen de nacht van 15 op 16 mei zijn ingegaan.

 

Vermits in de toren van de abdijkerk een observatiepost van het Belgische en Britse leger gevestigd was, vormde ook de kerk een belangrijk doelwit van de Duitse bommen. Het geluid van de exploderende bommen drong tot in de kelders van de abdij door. Paul getuigt hoe de angstaanjagende geluiden vanaf 14 mei alleen maar toegenomen waren. Eerst hoorden ze geweerschoten van ver af. Deze kwamen steeds dichter en dichter bij. Daarna kwam het onheilspellende geluid van de bommen er nog eens bovenop. Wat er zich buiten afspeelde, wist niemand binnenin de kelder precies, maar dat Vlierbeek zich nu te midden van het oorlogsgeweld bevond was iedereen wel duidelijk. In het vage licht van de kleine lampjes was de angst van de gezichten af te lezen. De kleine kinderen huilden onophoudelijk, tot grote ergernis soms van de volwassenen die vreesden dat al die herrie er voor zou zorgen dat ze door de Duitsers zouden ontdekt worden.8  

 

In het heetst van de strijd zou het ook de nonnekes van de meisjesschool van Blauwput even te veel worden. Met de schrik op het lijf pakten ze hun koffertjes en liepen om ter eerst naar de uitgang van de kelder. Klaar om weg te vluchten. Hierop zou onderpastoor De Vadder zo ontzettend kwaad geworden zijn dat hij hen vervolgens een fameuze uitbrander gaf. Hij was van mening dat de zusters immers het goede voorbeeld dienden te geven. Het was aan de moeders met hun kinderen om voorrang te krijgen bij het vluchten, wanneer dit nodig moest blijken, zo dicteerde hij.9

 

De buurt rond de Abdij van Vlierbeek kreeg het hard te verduren. Maar liefst zeven obussen vielen vlak bij de abdijsite neer. Zes kwamen er terecht op de Kortrijksestraat en lieten na hun ontploffing een diepe kuil na. Gelukkig stonden er in die tijd nog geen woningen. Schade was er dus niet. Eén van de bommen viel echter op slechts enkele meters van de toren van de abdijkerk neer, maar … ontplofte gelukkig niet.10

 

Voor de Vlierbekenaren en de abdijbewoners, een wonderlijke daad van het Onze-Lieve-Vrouwke van Vlierbeek, die duidelijk als een beschermengel over de abdij waakte. Was dit een teken dat het Onze-Lieve-Vrouwke de vele gebeden verhoord had of sterker nog dat ze het offer van pastoor Eeckelaers had aangenomen? Of was het gewoon puur toeval en geluk? We zullen het nooit met zekerheid weten, te meer ook omdat niemand kan getuigen wanneer precies die ene niet ontplofte bom gevallen is. Geen kat die zich op dat moment immers op straat waagde en binnenin de kelders hoorde men wel het onheilspellende kabaal van buiten, maar wist men niet precies wat er zich bovengronds allemaal afspeelde. Wel was het zo dat de al zieke pastoor Eeckelaers minder dan een jaar later - op 15 maart 1941 – zou overlijden. Hij werd voor de Vlierbekenaren de heilige pastoor van Vlierbeek.11

 

Foto: Onder Maria's mantel. Het oude beeld van het Onze-Lieve-Vrouwke van Vlierbeek. Het beeld werd jammer genoeg in 2004 gestolen uit de abdijkerk. © Heemkundige Kring Vlierbeek vzw.

 

Wil je graag onze bronnen bij deze websitepagina raadplegen, klik dan hier.

 

Graag verwijzen we hier ook even naar een voetnoet met betrekking tot ons onderzoek, meer bepaald met betrekking tot de zeven bommen die vlak bij de Abdij van Vlierbeek neerkwamen.

 

 

© Heemkundige Kring Vlierbeek vzw.

Deel deze pagina