Nieuws
Een nieuwe thuis voor de vleermuis
zaterdag 5 december 2020
Afgelopen maand kende Vlaams minister van natuur Zuhal Demir de nodige budgetten toe aan twee projecten, die de vleermuizenpopulaties op en rond onze abdijsite, willen ondersteunen. Zo keurde het Agentschap voor Natuur en Bos de projectsubsidies Natuur goed van de Stad Leuven voor het herstel van de oude Oosterdreef. Ook de projectaanvraag, waarbij Natuurpunt Vlierbeek twee winterverblijfplaatsen voor vleermuizen wil inrichten, werd gehonoreerd.
Oosterdreef hersteld voor vleermuizen
Oude dreef als toegangsweg tot de abdijsite
Ten tijde van de benedictijnenmonniken vormde de lange Oosterdreef, terug te vinden op de Ferrariskaart van 1777, één van de toegangswegen tot de Abdij van Vlierbeek.
Deze oude dreef liep - zoals de naam doet vermoeden - vanuit oostelijke richting tot aan de voormalige Oosterpoort van onze abdijsite en sloot vervolgens aan op de Eilandtuin (of Abtstuin) - op de hoek van de Boomgaard. In historische documenten werd de poort ook wel Lindenpoort genoemd. Deze benaming verwijst hoogstwaarschijnlijk naar de nabijgelegen gemeente Linden, die zich ten oosten van het abdijdomein situeert. Een andere mogelijkheid is dat de oude dreef geflankeerd werd door lindebomen en dat de poort bijgevolg daaraan haar naam dankte.
Vandaag blijven van het bouwwerk slechts enkele overwoekerde muurresten en een stenen brug bewaard. De Oosterdreef zelf is nog duidelijk te situeren, maar gaat grotendeels op in het huidige landschap.
Tot voor enkele decennia vormde het landschap rondom de Abdij van Vlierbeek een volledig open terrein. Je kreeg dus al van ver een mooi zicht op de benedictijnenabdij.
De oude Oosterdreef vormde de rand van een grote open kouter met een moeraszone waar twee beken – de Molenbeek en de Vlierbeek - door stroomden. De beken zijn nog steeds aanwezig, maar een groot deel van de weilanden rond de abdij zijn vandaag bebost. Die bebossing is er vrij snel gekomen door gebrek aan onderhoud. Met de bebossing zijn ook de dreven, die langs de waterlopen werden aangeplant, verdwenen. Ze zijn deels mee opgegaan in het bos of op andere plaatsen verdwenen gewoonweg de bomen.
Nochtans zijn dreven heel waardevol voor vleermuizen - als nestplaats, maar evenzeer als voedselgebied. De Laatvlieger (Eptesicus serotinus), de Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) en de Gewone grootoorvleermuis (Plecotus auritus) zijn soorten die nu reeds huizen op de zolders van de Abdij van Vlierbeek. In hoeverre vandaag ook typische bossoorten voorkomen in en om de abdijsite is nog niet helemaal duidelijk.
Het herstellen van de historische Oosterdreef is trouwens niet alleen voor vleermuizen significant. Ook voor heel wat andere soorten zoals paddenstoelen, kevers, (korst)mossen, … zal de herstelde dreef met onder meer oude, aftakelende bomen met dood hout een ecologische meerwaarde vormen. Doordat het bladstrooisel zich er bovendien minder zal ophopen en er meer licht zal kunnen doordringen dan in het aangrenzende bos, zal hier een specifieke leefomgeving ontstaan. Voldoende drijfveren dus om deze historische dreef in ere te herstellen.
Doel en aanpak van de herstelwerkzaamheden
Het Masterplan Vlierbeek wil de oorspronkelijke opbouw van het landschap rond de Abdij van Vlierbeek zo veel mogelijk nastreven. De oude Oosterdreef zal daartoe over een lengte van 250 meter hersteld worden. Het gaat hierbij om het eind dat loopt van aan het verbindingswegje tussen de Kortrijksestraat en het Negenbunderspad tot aan de voormalige Oosterpoort van de abdijsite.
Op langere termijn moet dit leiden tot bomen met holten die door vleermuizen kunnen gebruikt worden als kolonieplaats. Op korte termijn zal de herstelde dreef alvast dienst doen als voedselgebied voor de vleermuizen, die huizen op onze abdijsite. Maar al even belangrijk is het herstel van de geleidende structuur tussen kolonie- of dagrustplaatsen (de abdijsite) en voedselgebieden in de ruimere omgeving (zoals het Lindenbos en het Chartreuzenbos).
De aanplant van de dreef zal uitgevoerd worden tijdens het plantseizoen van 2021-2022. Waar mogelijk zullen oude bomen opnieuw opgenomen worden in de dreefstructuur. Op plaatsen waar dit niet mogelijk is of waar hiaten zijn ontstaan in de structuur zullen nieuwe bomen worden aangeplant.
Winterverblijfplaatsen voor vleermuizen
Krocht en Oud Abtskwartier als ideale winterverblijfplaats
De winter is voor vleermuizen één van de meest cruciale periodes in het jaar. Om de koude en voedselarme wintermaanden door te komen, brengen vleermuizen al slapend de winter door. Tijdens hun winterslaap moeten ze als het ware de omgeving “ondergaan”. Door deze passieve houding verlaagt hun metabolisme en zijn vleermuizen – net als andere dieren die een winterslaap houden - tijdens de winter niet in staat om snel te reageren op veranderende omstandigheden. Ze zijn dan uiterst kwetsbaar en hebben dus een zeer stabiele winterverblijfplaats nodig. Dit maakt dat ze hoge, soortspecifieke eisen stellen aan de ruimte waarin ze vanaf oktober-november tot maart-april (afhankelijk van de buitentemperatuur en soort) hun intrek nemen.
Vleermuizen zijn in het algemeen erg kieskeurig in de keuze van een verblijfplaats – en dit in elk seizoen. Vaak gebruiken ze voor iedere mogelijke weersomstandigheid en voor elk seizoen een aparte plek. Hun armen en benen zijn helemaal aangepast om te kunnen vliegen. Daardoor kunnen vleermuizen niet zelf een nest maken, een gat in een boom hakken of een hol graven. Ze zijn dus voor hun verblijfplaatsen helemaal aangewezen op al bestaande omstandigheden.
Voor hun winterslaap zoeken ze plekjes waar het donker en koel is, maar niet vriest. Een constante temperatuur tussen 2°C en 10°C - afhankelijk van de soort - is ideaal. Verder mag het er niet tochten en is ook een hoge luchtvochtigheid (80%-100%) van belang. Dit om de vlieghuid van de vleermuizen te beschermen. Bij een maandenlang verblijf in een te droge ruimte zou de vlieghuid immers uitdrogen en scheuren. Sommige soorten kruipen het liefst weg in spleten, barsten en andere holten in de muren, terwijl andere open en bloot aan de muren hangen. De aanwezigheid van ruwe wanden om aan te hangen of voldoende kleine schuilplaatsen - er moeten immers genoeg “bedden” aanwezig zijn voor de hele kolonie – speelt dus evenzeer een belangrijke rol. De nodige rust vult het verlanglijstje van de overwinterende vleermuizen aan. Het verstoren van de verblijfplaatsen door mensen of andere dieren is immers zeer ongunstig omdat hierdoor de omgevingstemperatuur verhoogd wordt en de lucht in beweging komt, wat de vleermuizen uit hun winterslaap kan halen. Dit gaat gepaard met een enorm energieverlies dat de dieren vaak niet meer te boven komen of niet meer kunnen aanvullen door een tekort aan voedsel (insecten) tijdens de winterperiode. Ze zullen bijgevolg sterven.
Een hele waslijst aan eisen dus om te kunnen voldoen als geschikte winterverblijfplaats. Met haar oude en kille kelders heeft onze benedictijnenabdij echter al deze troeven in handen. Natuurpunt Vlierbeek zal daarom de kelder van het Oud Abtskwartier alsook een historische grafkelder verder inrichten als winterverblijfplaats voor vleermuizen. De grafkelder - onder de Vlierbekenaren ook wel gekend als “krocht” - is gelegen in de voormalige Pandtuin, meer specifiek langs de sacristie van de huidige Onze-Lieve-Vrouwekerk. Deze ondergrondse ruimte werd destijds aangelegd onder de historische pandgang van de benedictijnenabdij.
Aanpak van de werkzaamheden
Door de specifieke eisen van een winterverblijfplaats zijn enkele inrichtingswerken en de opmaak van een verder beheerplan noodzakelijk.
In het Oud Abtskwartier zullen de verluchtingsopeningen, die naar de kelder leiden, worden afgesloten met een cortenstalen plaat met telkens een invliegopening in. Zo kunnen de vleermuizen naar binnen vliegen, wordt tocht geminimaliseerd, maar blijft er wel een opening om te verluchten. In de kelder zelf moeten er eigenlijk geen aanpassingen gebeuren omdat er hier al voldoende spleten, kieren en luchtklokken1 aanwezig zijn waar de vleermuizen zich in kunnen schuilhouden.
Op de toegangsschacht naar de krocht zal een betonnen of bakstenen constructie geïnstalleerd worden. Deze zal afgesloten worden door ofwel een decoratieve deur met invliegopening, ofwel een kooiachtige metalen constructie met spijlen. Ook onderaan de trap, die de toegangsschacht met de eigenlijke grafkelder verbindt, komt er een cortenstalen deur met invliegopening. De deur moet de luchtcirculatie beperken, een stabiele temperatuur creëren en tocht minimaliseren zodat de achterliggende ruimte een aangename winterverblijfplaats voor de vleermuizen zal zijn. In de krocht zal er bovendien een constructie uit hout en steen gemaakt worden waar vervolgens “vleermuizenstenen” aan bevestigd zullen worden. Dit geeft de vleermuizen de mogelijkheid om zich vast te haken of in weg te kruipen zonder dat de oude muren van de historische grafkelder beschadigd worden.
Volgens de huidige planning, zullen de werken in de loop van 2021 van start gaan en zullen de vleermuizen beide ruimten reeds volgende winter als winterverblijfplaats kunnen gebruiken. De soorten die we er dan hopen terug te vinden zijn onder meer: de Baardvleermuis (Myotis mystacinus), de Watervleermuis (Myotis daubentonii), de Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), de Gewone en de Grijze grootoorvleermuis (Plecotus auritus/austriacus), de Laatvlieger (Eptesicus serotinus) en laatst, maar niet minst de Franjestaart (Myotis natteri).
We kijken er alvast naar uit om naast het koppel slechtvalken, dat in de lente en zomer nestelt in de toren van onze abdijkerk, nu ook de vleermuizen als onze koesterburen welkom te heten.
1Holle ruimtes in het plafond, die vaak wat dieper (hoger) zijn en waar de lucht in blijft hangen (en dus stabieler is).
Foto 1: Ferrariskaart van 1777, geraadpleegd op https://www.kbr.be/nl/kaart-van-ferraris/ op 29 november 2020.
Foto 2: Zicht op het open landschap rond de Abdij van Vlierbeek. Enkel de voormalige dreven doorbreken het landschap. © Heemkundige Kring Vlierbeek.
Foto 3: Laatvlieger (Eptesicus serotinus) in winterslaap. © Yves Adams – Vilda.
Foto 4: Groepje Fransjestaarten (Myotis natteri) in winterslaap. © Yves Adams – Vilda.
Foto 5: Franjestaart (Myotis natteri). © Hugo Willocx - Natuurpunt.
©Tekst: Abdij van Vlierbeek in samenwerking met Natuurpunt Vlierbeek, Heemkundige Kring Vlierbeek en Stad Leuven.