Tijdlijn
1170: Bouw van een eerste stenen kerk
De voorlopige kerk werd echter spoedig te klein en in 1158 nodigde Vlierbeek bouwlieden uit voor de oprichting van een meer monumentale bidplaats. Met het oog op deze werken besliste abt Godescalc van Affligem in hetzelfde jaar dat alle inkomsten van Vlierbeek volledig aan deze jonge stichting zouden toebehoren. Het nieuwe bedehuis was klaar in 1170 en werd gewijd aan de H. Maagd en aan de H. Medardus, een bisschop van Noyon uit de 6de eeuw.
Deze kerk was laatromaans van vorm, met drie beuken en een toren met piramidedak aan de westkant. Ze is vergelijkbaar met wat nog rest van de romaanse kerken van bijvoorbeeld Herent, Bierbeek en Orp-le-Grand. Deze kloosterkerk beschikte dankzij de vrijgevigheid van velen over een rijkelijk meubilair. Volgens de overlevering begiftigden de Brabantse hertogen haar met vijf altaren en talrijke relieken. Tal van edelen, waaronder baronnen van Wezemaal en heren van Rotselaar, evenals gegoede burgers uit Leuven kozen haar als laatste rustplaats.
Uiteraard werden ook andere kloostergebouwen opgetrokken. Tengevolge van het Concilie van Aken (817), dat onder meer handelde over het kloosterleven, werd een ideaalplan voor de bouw van een kloostergebouw ontworpen. Dit ideaalplan staat thans bekend als “Plan van Sankt Gallen‟ omdat het enige bekende exemplaar nu nog in deze abdij in de Zwitserse plaats Sankt Gallen wordt bewaard. Op dit plan werd een architectonische structuur uitgewerkt die op de meest perfecte wijze voldeed aan alle eisen die een leven in gemeenschap en in dienst van God stelde. Omwille van het ideale karakter bleef dit plan vanaf de 9de eeuw tot op de dag van vandaag de basis voor de bouw van elk nieuw klooster. Een open vierkante binnentuin met daaromheen overdekte galerijen, het kloosterpand, vormde het hart. De galerijen fungeerden als circulatiegangen die toegang verleenden tot de hoofdgebouwen die langs de vier zijden waren opgericht: de kerk, de kapittelzaal, de refter en de opslagplaatsen. Daaromheen bevonden zich, in los verband, secundaire ruimten zoals het abtskwartier, noviciaat, infirmerie, gastenverblijven, constructies in verband met landbouw en het beoefenen van ambachten. Dit alles werd met een omheiningsmuur omsloten.
De abdij van Vlierbeek bood doorheen de eeuwen, ondanks regelmatige verbouwingen en aanpassingen, en binnen haar specifieke noden en mogelijkheden, een valabele variante op dit ideaalplan. Stevig omheind vormde dit convent niet alleen een stenen eiland temidden van het platteland, maar ook een oninneembare Civitas Dei, een stad van God.
Klik op de foto's om ze te vergroten.
© Heemkundige Kring Vlierbeek vzw