Tijdlijn
Gasthof en toevluchtsoord
Te Vlierbeek verliepen de dagen eeuwenlang op het ritme van "ora et labora" - “werkt en bidt”, het devies van de benedictijnen. Gewijde lezing, handenarbeid en het gemeenschappelijk koorgebed wisselden elkaar aanhoudend af. Zevenmaal overdag en eenmaal 's nachts zongen de monniken in het koor samen het breviergebed.
Toch waren niet alle dagen eender. De abdij ontving soms voorname gasten. In 1270 bijvoorbeeld vereerde Aleidis, hertogin van Brabant (1267-1273), de abdij met een bezoek.
Adolf II van der Mark, bisschop van Luik (1313-1344), werd in 1316 tijdelijk in de abdij opgenomen toen hij uit Luik moest vluchten wegens een heftige revolte van de stedelingen. Toen hertog Jan III van Brabant (1312- 1355) dit vernam, spoedde hij zich naar Vlierbeek om de bisschop hulp aan te bieden. In Vlierbeek zouden bij deze gelegenheid belangrijke politieke besprekingen zijn gevoerd. Uit dank voor de gastvrijheid verhoogde de hertog bepaalde vrijheden van de abdij.
Meer tragisch was in 1277 een conflict tussen de abt en de inwoners van Leuven met betrekking tot bepaalde rechten. Toen de Kamerijkse bisschop Ingelramnus van Créquy de Vlierbeekse prelaat hierin gelijk gaf, namen de Leuvenaars het recht in eigen handen, en met medeweten van de Brabantse hertog plunderden ze de abdij.
Voor de abten was het van het hoogste belang goede relaties te onderhouden met de wereldlijke overheden, vooral met het oog op het behouden of zelfs vermeerderen van voorrechten. In 1377 bekwam Theodoricus Naghel (1366-1382) van hertog Wenceslas van Brabant (1355-1383) bevestiging van alle privileges. De landsheren van hun kant konden rekenen op de steun van de abten. Wanneer bijvoorbeeld in 1415 een vredesverdrag werd gesloten tussen de Brabanders en de Limburgers, trad abt Jacobus Roelandts op als getuige. Van zijn voorganger Rudolfus Keysers is geweten dat hij vriendschappelijke betrekkingen onderhield met de toenmalige Brabantse hertog.
Klik op de foto's om ze te vergroten.
© Heemkundige Kring Vlierbeek vzw